Selecteer een pagina
  • Psoriasis (psoriasis vulgaris) is een chronische auto-immuunziekte, gekenmerkt door een versnelde deling en verminderde rijping van hoorncellen in de opperhuid. Omdat de cellen niet normaal uitrijpen is ook het afschilferen verstoord, waardoor lokaal sterke afschilfering van huidschubben op de aangedane plaatsen plaatsvindt. Hoewel psoriasis vooral tot uiting komt in de huid, is het niet primair een huidprobleem, maar een ontregeling van het immuunsysteem (auto-immuunziekte).

Periodes van vermindering van de symptomen worden vaak afgewisseld met periodes waarin de ziekte verergert. De aangedane huid van een psoriasispatiënt vernieuwt zich in 6 à 7 dagen; bij niet-patiënten is dit 26 à 27 dagen. De structuur van de zich vernieuwende huidlagen wijkt echter belangrijk af van normaal.

Psoriasis is niet besmettelijk.  Ongeveer 2% van de wereldbevolking heeft de aandoening, alleen bij Zuid-Amerikaanse Indianen is ze veel zeldzamer. De hoogste incidentie wordt gevonden in Scandinavië en Noord-Europa (3%). Vaak bestaat er bij personen met psoriasis een genetische aanleg voor het optreden van een versnelde huiddeling.

De naam psoriasis komt van het Griekse "psora", dat jeuk of huiduitslag betekent. De eerste duidelijke beschrijving van dit ziektebeeld dateert uit 1801. Mannen en vrouwen worden even vaak door deze aandoening getroffen, en 75% van de patiënten vertoont de eerste verschijnselen vóór het 40e levensjaar.

Er zijn verschillende typen psoriasis, waarvan de meest voorkomende (psoriasis vulgaris, ook wel psoriasis en plaque genoemd) de ‘gewone psoriasis’ is. Kenmerkend voor de meeste vormen van psoriasis zijn witte huidschilfers op rode plekken huid. Deze plekken worden ook wel plaques genoemd. Ze vertonen de volgende vier eigenschappen:

  • de plaques zijn duidelijk afgebakend, de overgang naar de onaangedane huid is scherp begrensd
  • het oppervlak bestaat uit niet goed met elkaar samenhangende zilver-witte schilfers
  • onder de schilfers vertoont de huid een glimmende, homogene roodheid
  • als men over een dergelijke plek krabt, laten de huidschilfers op een kaarsvet-achtige manier los waarbij kleine bloeddruppeltjes op de rode huid verschijnen. Dit is het zogenaamde teken van Auspitz, en is diagnostisch van belang, omdat men daarmee andere aandoeningen, zoals eczeem, kan uitsluiten.

 

Ongeveer 20 procent van de patiënten vertoont het fenomeen van Koebner. Door aspecifieke irritatie van de huid, ontwikkelen zich plaques op plaatsen waar dat eerder nog niet het geval was, bijvoorbeeld op de plaats waar een schram heeft gezeten of een brandwondje.