Longen
In de longen vind uitwisseling plaats van koolzuur en zuurstof. Elk mens is in het bezit van twee longen, een rechter en een linker.
De lucht komt via de luchtpijp in de bronchiën. De bronchiën vertakken zich steeds meer en de lucht komt uiteindelijk in de longblaasjes terecht. De longblaasjes liggen als een trosje druiven om het einde van de bronchioli heen. Het totale oppervlak van de longblaasjes beslaat 200 m2. In de longblaasjes vindt de gaswisseling plaats. Hier neemt het bloed zuurstof op en geeft het koolzuur af.
De long is een onderdeel van de kleine bloedsomloop. Vanuit de rechterkamer komt zuurstofarm en koolzuurrijk bloed in de longen. In de longen vindt de gaswisseling plaats en zuurstofrijk en koolzuurarm bloed komt via de linker boezem en linker kamer in de grote bloedsomloop terecht.
De wand van de longblaasjes is maar 1 cellaag dik. In de longblaasjes zit lucht en om de longblaasjes heen bloed. De scheidingswand tussen bloed en lucht is dus heel dun. Om de longen heen zit het zogenaamde longvlies. In de borstholte zit ook een vlies en deze twee vliezen zit een smalle ruimte, de pleuraholte. Deze holte is gevuld met vocht zodat de twee longvliezen zich aan elkaar zuigen maar zich toch onderling kunnen verschuiven. De pleuraholte is lucht en vochtdicht afgesloten.
Tijdens de inademing trekken de tussenrib spieren de ribben omhoog en het middenrif gaat naar beneden (de buik zet uit). Door het vergroten van de borstholte trekken we de longen open (via de pleurabladen) en zuigen zo de lucht aan. Het uitademen gebeurt doordat we de spieren ontspannen en zodoende de ruimte in de longen weer verkleinen.
Het ademcentrum regelt de ademhaling. Hiervoor wordt het koolzuur gehalte in het bloed gemeten. Als het koolzuurgehalte te hoog is geeft het ademcentrum een seintje en moeten we inademen (probeer maar eens een tijdje je adem in te houden, op een gegeven moment ga je vanzelf weer ademen). Alleen in hele bijzondere omstandigheden reageert het ademcentrum op een te laag zuurstofgehalte in het bloed.
Hyperventileren is het bewust extra diep of extra snel in en uit ademen. Hierdoor daalt het koolzuurgehalte in het bloed. Aangezien het ademcentrum pas reageert als het koolzuurgehalte te hoog is duurt het heel lang voor dat het lichaam het ademen van je overneemt. Door het ademen in een plastik zakje verhoog je dus het koolzuurgehalte.